Veelgestelde vragen

Hier vind je de veelgestelde vragen voor ondersteuning voor gemeenten

Veelgestelde vragen - ondersteuning voor gemeenten

De openstelling is van 18 november 2024 tot en met 20 december 2024. Zie voor meer informatie de website van RVO

Bekijk voor meer informatie over de verschillende regelingenverwijzen de website van RVO.

Eén van de vereisten van onder andere de vrijwillige beëindigingregelingen en de verplaatsingsregeling is dat de gemeente het omgevingsplan wijzigt waarbij de functie veehouderij en/of het houden van landbouwhuisdieren niet meer mogelijk is. Het moet dus planologisch worden uitgesloten om op de betreffende locatie een (intensieve) veehouderij met landbouwhuisdieren te exploiteren.

Voor de regeling is het vereist dat de ondernemer het verzoek tot ‘wegbestemmen’ indient bij de gemeente en dat de gemeente schriftelijk aan de ondernemer bevestigt dat dit verzoek in behandeling is genomen. Het omgevingsplan dient vervolgens (op termijn) gewijzigd te worden.

De procedure voor deze omgevingsplanwijziging omvat participatie, terinzagelegging en vaststelling door de gemeenteraad. STOP/TPOD en TAM-IMRO zijn hierbij de standaarden voor de digitale verwerking en uitwisseling van de informatie.

Kijk voor meer informatie naar bijlage 1 van het document Werkinstructie: Wijzigen Omgevingsplan voor gemeenten. De laatste update was in September 2024.

*1) ‘Wegbestemmen’ wordt in de Omgevingswet niet meer gebruikt. Voor de duidelijkheid hebben we het bij deze specifieke vraag toch nog gebruikt. 

Voor de regeling is het cruciaal dat de ondernemer het verzoek tot ‘wegbestemmen’ indient en dat de gemeente schriftelijk aan de ondernemer bevestigt dat dit verzoek in behandeling is genomen. Het feitelijk wijzigen van het omgevingsplan kan op een later moment plaatsvinden, en kan via een veegplan.

Een veegplan kan tot een versnelling van het proces leiden. Dit komt doordat er maar 1 inspraakprocedure georganiseerd hoeft te worden en de gemeenteraad maar 1 keer over de bundel hoeft te besluiten. Als er bezwaren verwacht worden tegen één of meer van de wijzigingen, dan is het níet te adviseren om deze wijzigingen te bundelen in 1 procedure. Het goed plannen van de inspraakprocedure en de besluitvorming door de gemeenteraad - in overleg met de griffie - draagt bij aan het versnellen van het proces.

Naast het ‘wegbestemmen’ van de veehouderijfunctie, kan het zijn dat een ondernemer een verzoek indient voor een nieuwe/andere activiteit. Deze nieuwe/andere activiteit is mogelijk via een BOPA  , echter dit wijzigt het omgevingsplan nog niet. De gemeente dient deze wijziging na maximaal 5 jaar in het omgevingsplan te verwerken.

Kijk voor meer informatie naar Bijlage 1 van de Handreiking VNG Beëindigingsregelingen veehouderij en Aanpak Piekbelasting: Werkinstructie: Wijzigen Omgevingsplan voor gemeenten. Deze is voor het laatst bijgewerkt in September 2024. 

De termijnen van de Lbv-(plus) regelingen zijn per september 2024 enigszins aangepast. De belangrijkste wijzigingen vindt u in de staatscourant van 30 september 2024  Staatscourant 2024, 31554.

Landbouwhuisdieren worden gedefinieerd als zoogdieren of vogels die worden gehouden voor de productie van vlees, eieren, melk, wol of veren, evenals paarden of pony’s voor fokdoeleinden. Als een ondernemer mee doet aan één van de beëindigingsregelingen, is het verplicht om alle landbouwhuisdieren op deelnemende locaties af te voeren. Als een ondernemer voor de nieuwe functie hobbymatig (particulier) dieren wil houden, dan is het aan de provincie en/of gemeente om te bepalen wat de ondernemer aan landbouwhuisdieren mag houden. Een richtlijn hiervoor kunnen de aantallen zijn uit het Besluit Activiteiten Leefomgeving (artikel 3.200, tweede lid), maar het bevoegde gezag kan hiervan afwijken in haar eigen beleid.


Er geldt een locatieverbod en een doorstartverbod voor de tekenbevoegden van een veehouderij als gebruik is gemaakt van de Lbv(plus) regeling. Als een jonge agrariër niet onder het doorstartverbod wil vallen voor de diersoort waarmee deelgenomen gaat worden aan de regeling, zal hij of zij eerst uit de maatschap met de ouders moeten stappen. Vervolgens kan de jonge ondernemer op zoek gaan naar mogelijkheden voor een veehouderij op een andere daarvoor bestemde locatie.