Omgevingsvergunning

Interventielogica

Wanneer activiteiten in de fysieke leefomgeving vergunningsplichtig zijn moeten burgers, bedrijven en overheden toestemming vragen om deze activiteiten uit te voeren. Een omgevingsvergunning heeft als doel het vooraf beoordelen en kunnen toestaan of weigeren van de activiteit. Ook kunnen specifieke voorschriften in de vergunning worden opgenomen die alleen gelden voor de vergunninghouder. Dit instrument wordt gebruikt wanneer er geen mogelijkheid is om vooraf de activiteit te reguleren met algemene regels, bijvoorbeeld vanwege grote variëteit in het type activiteit, grote complexiteit, de wens tot maatwerk of wanneer sprake is van schaarse (vergunning)ruimte. 

Een vergunning wordt, afhankelijk van de aard van de activiteit, afgegeven door het college van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap, gedeputeerde staten of een minister. Voor de opgaven zijn met name de omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten, natuuractiviteiten en wateractiviteiten van belang, naast die van de Omgevingsplanactiviteit. 

Het bevoegd gezag dat de omgevingsvergunning heeft verleend, kan deze ook actualiseren, wijzigen of intrekken. De voorschriften van een vergunning voor een wateractiviteit of een milieubelastende activiteit moeten door het bevoegd gezag regelmatig worden bekeken. In sommige situaties is het bevoegd gezag ook verplicht om een vergunning aan te passen of in te trekken. 

Doelen

Gelet op de brede reikwijdte van de omgevingsvergunning kan deze bijdragen aan verschillende opgaven in het landelijk gebied. . Het Rijk heeft beoordelingsregels ingesteld voor een groot deel van de vergunningplichtige activiteiten, waaronder milieubelastende activiteiten, bouwactiviteiten, Natura 2000, Flora en Fauna- en Omgevingsplanactiviteiten en activiteiten ten aanzien van water. Daarnaast is er de mogelijkheid van decentrale vergunningenstelsels in Waterschapsverordening, Omgevingsverordening en Omgevingsplan. De omgevingsvergunning is als instrument dan ook sterk gerelateerd aan de andere kerninstrumenten van de Omgevingswet, waarin veelal de beoordelingsregels worden opgenomen waarvoor een vergunning verleend moet worden.
 

Maatregelen

De omgevingsvergunning kan als instrument een rol spelen bij een groot aantal maatregelen in het kader van de provinciale Programma’s landelijk gebied. Enkele voorbeelden:

• Reductie stikstofdepositie door intrekken omgevingsvergunning: een vergunning kan worden aangepast of ingetrokken wanneer een verslechtering of significante verstoring van natuurwaarden in een Natura 2000-gebied dreigt en de activiteit waarvoor de natuurvergunning is verleend effecten heeft op die natuurwaarden. 
• Reductie stikstofdepositie door het aankopen van depositieruimte en deze vervolgens laten vervallen.
• Instellen van een stikstofplafond (emissie of depositie) per vergunning en specifieke voorschriften die toegepast moeten worden wanneer het plafond wordt overschreden (zoals technische maatregelen, managementmaatregelen, minder dieren houden).
• Beperken van emissie door voorschrijven van brongerichte maatregelen.
• Reguleren van innovatieve, nog niet bewezen maatregelen (die nog niet in algemene regels te vangen zijn)
• Verdergaande eisen vastleggen vanwege plaatselijke omstandigheden.

Toelichting

Een vergunning kan alleen worden voorgeschreven als de wetgever de activiteit in kwestie onder algemene regels heeft gebracht. Vergunningplichtige activiteiten worden aangewezen door het Rijk in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), door de provincie in de Omgevingsverordening, door het waterschap in de Waterschapsverordening en door de gemeente in het Omgevingsplan. Provincies kunnen voor vergunningplichtige milieubelastende activiteiten extra beoordelingsregels stellen, in aanvulling op de beoordelingsregels die het Rijk meegeeft.

Er zijn diverse omstandigheden waaronder een vergunning kan of moet worden ingetrokken. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken wanneer de vergunninghouder in strijd met de regels handelt of als de vergunning zelf in strijd is met de beoordelingsregels voor de vergunning. Dit laatste kan alleen als wijziging van de vergunningvoorschriften niet helpt. Ook wanneer de vergunninghouder geen activiteit uitvoert waarvoor de vergunning nodig is kan de vergunning worden ingetrokken. Het bevoegd gezag moet de vergunning intrekken wanneer de vergunning niet bijdraagt aan het toepassen van de best beschikbare technieken of wanneer sprake is van een ontoelaatbaar overbelaste situatie.

Bronocumenten:

Rapport strenger vergunnen veehouderij - Schoneluchtakkoord

Opgave
Klimaat, Natuur, Verduurzaming landbouw, Water & bodem
Type instrument
Juridisch instrument
Doelgroep
Agrariërs, Grondeigenaren, Industrie, TBO's
Looptijd/Openstelling
N.v.t.
Bevoegd gezag
Gemeenten, Het Rijk, Provincies, Waterschappen
Uitvoerder instrument
Gemeenten, Het Rijk, Provincies, Waterschappen

Financieringsbron:
Niet van toepassing

Juridische grondslag:
Afdeling 5.1 Omgevingswet, Artikel 5.3 Omgevingswet, Artikel 5.4 Omgevingswet