Vestigen voorkeursrecht

Interventielogica

Met het vestigen van een voorkeursrecht krijgt de overheid het recht van eerste koop op een onroerende zaak. Hiermee voorkomt de overheid dat bij geplande ontwikkelingen de grondprijzen worden opgedreven. Of dat particulieren of organisaties grondposities innemen die de ontwikkeling van gebieden belemmeren. In het verleden was de toepassing van het instrument voorbehouden aan gemeenten. Inmiddels voorziet de wet een toepassingsmogelijkheid voor de provincies en voor het Rijk. Daarbij geldt dat sprake moet zijn van een provinciaal of nationaal belang dat gemotiveerd moet worden in de te nemen voorkeursrechtbeschikking. Het voorkeursrecht wordt gevestigd door een voorkeursrechtbeschikking die van kracht wordt door de inschrijving in de openbare registers door het Kadaster. De geldigheid van een voorlopige en definitieve voorkeursrechtbeschikking is gebonden aan termijnen. Een voorkeursrecht dwingt de eigenaar of rechthebbende niet tot verkoop. Deze kan zelf beslissen of hij de onroerende zaak wil verkopen. Dit is een belangrijk verschil met de toepassing van Onteigening waarbij de eigendom van onroerende zaken wel gedwongen overgaat naar de overheid

Doelen

Toepassing van voorkeursrecht kan bijdragen aan gebiedsontwikkeling waarmee opgaven op het vlak van natuur, water en bodem worden gerealiseerd.

Maatregelen

Het voorkeursrecht kan worden ingezet voor niet-agrarische functies die als onderdeel van een gebiedsontwikkeling tot stand worden gebracht. In het verleden is het instrument vooral ingezet voor de ontwikkeling van woongebieden, bedrijventerreinen, infrastructuur en/of energietransitie. Het instrument kan ook worden ingezet voor realisatie van nieuwe natuur. Met deze toepassing is nog weinig ervaring opgedaan.
 

Toelichting

Een voorlopige voorkeursrechtbeschikking, te nemen door B&W of GS kan maximaal drie maanden gelden. Een definitieve voorkeursrechtbeschikking kan – afhankelijk van de grondslag – maximaal 3 tot 5 jaar van kracht zijn, met een verlengingsmogelijkheid van resp. 3 tot 5 jaar. Genoemde perioden kunnen op elkaar aansluiten waardoor de maximale geldingsduur theoretisch uitkomt op 3 mnd + 3 jaar + 3 jaar + 5 jaar + 5 jaar = 16 jaar en 3 mnd. De duur van het voorkeursrecht is afhankelijk van de grondslag. Deze grondslag kan geformuleerd zijn in de beschikking zelf of in een omgevingsvisie, omgevingsProgramma of Omgevingsplan waarin voor de locatie of het gebied waarop het voorkeursrecht wordt gevestigd, de nieuwe functie is toegedeeld of toegedacht. Een voorkeursrecht kan alleen gevestigd worden op een onroerende zaak die deel uitmaakt van een locatie waaraan een niet-agrarische functie is toegedeeld of toegedacht. Het voorkeursrecht kan in de huidige situatie niet gevestigd worden om nieuw agrarisch gebruik tot stand te brengen. De tweede eis is dat het huidige planologische toegestane gebruik afwijkt van de toegedeelde of toegedachte functie. 

Het ministerie van LVVN onderzoekt de mogelijkheden om de werking van het voorkeursrecht uit te breiden tot situaties waarbij het voorkeursrecht ook betrekking heeft op gronden die een agrarische functie behouden. Deze uitgebreide vorm van het voorkeursrecht zal ingezet kunnen worden voor het realiseren van gebiedsdoelstellingen (en uiteindelijk worden overgenomen in een omgevingsvisie en Omgevingsplan) waarbij het agrarische gebruik van de grond wijzigt, maar wel agrarisch blijft, bijvoorbeeld extensiever grondgebruik of agrarisch gebruik met een nevendoelstelling op het gebied van natuurbeheer. Als deze wijziging wordt doorgevoerd, kan het instrument ook worden ingezet voor verduurzaming van de landbouw.

Brondocumenten:

Handreiking Grondeigendom Omgevingswet
Belangrijkste veranderingen voorkeursrecht | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)

Opgave
Natuur, Water & bodem
Type instrument
Grondinstrument, Instrument samenwerking & organisatie
Doelgroep
Grondeigenaren
Looptijd/Openstelling
N.v.t.
Bevoegd gezag
Gemeenten, Het Rijk, Provincies
Uitvoerder instrument
Gemeenten, Het Rijk, Provincies

Financieringsbron:
Kosten voor toepassing van het instrument komen voor rekening van het bevoegd gezag van de voorkeursrechtbeschikking.

Juridische grondslag:
Hoofdstuk 9 Omgevingswet